Sound – Track – City, de stedelijke geluidswandeling – door kunst historicus Ina Boiten
“Ik was verrast hoe buitengewoon bijzonder mooi de geluiden waren uit de koptelefoon.” Jean, een blinde deelnemer aan Down by the Riverside, een van de geluidswandelingen van het project Soundtrackcity raakte er niet over uitgepraat.
Deze geluidswandeling werd eind oktober 2010 gelopen door een groep professionals uit de kunstwereld samen met enkele blinde ‘ervaringsdeskundigen’. De blinden liepen – geleid door hun stok, hond of begeleider – dezelfde route als de ziende deelnemers.
In de naam Soundtrackcity zijn de drie essentiële elementen van de stedelijke geluidswandeling verwerkt: geluid, het wandelen en de stad, respectievelijk de ingreep van de kunstenaar, de activiteit van de wandelaar en de te beleven omgeving.
Sound: eyeopener
Geluidskunst wil de mensen bewuster laten luisteren naar hun omgeving. Met een geluidswandeling gebeurt dit op een heel directe manier: er wordt een bepaalde route gelopen waarbij via een koptelefoon een opgenomen geluidscompositie is te horen. Blinden luisteren al heel actief en bewust. Wat is voor hen dan nog de meerwaarde van een geluidswandeling?
In het dagelijkse leven nemen we geluid meestal waar als signaal. Dat geldt in het bijzonder voor blinden. Anders dan ziende mensen zijn zij immers afhankelijk van geluid als informatiebron. Tijdens de forumdiscussie na afloop van de wandeling vertelden de blinde deelnemers hoe zij genoten hadden van de schoonheid van de geluiden uit de koptelefoon. Het lopen op straat had voor hen een andere dimensie gekregen. Hun normale gerichte signaal-luisteren had plaatsgemaakt voor ontspannen ruimtelijk luisteren.
Een gelijksoortig effect trad op bij de ziende deelnemers aan Down by the Riverside. Het kijken was bij hen ondergeschikt aan het luisteren geworden en ook andere zintuigen als tastzin en reuk werden geactiveerd door het bewuste luisteren. Op de Nieuwe Amstelbrug vertelde een oud-brugwachter door de koptelefoon hoe hij vroeger handmatig de brug bediende. Ik hoorde het knarsend opendraaien van de brug en opeens betrapte ik me er op dat ik – als een blinde – het reliëf van de letters op het naambord NIEUWE AMSTELBRUG met mijn vingers aan het aftasten was. En niet alleen dat. Voor de niet-blinde deelnemers bleek de ontspannen ruimtelijke luisterhouding ook over te slaan op het kijken. Het gewone fragmentarische snap-shotkijken met de bedoeling ‘ogenblikkelijk’ informatie vast te leggen, transformeerde in een dromerig opnemen van de omgeving als geheel met nieuwe ‘ververste’ ogen.
Een ander aspect van de geluidswandeling met koptelefoon is dat de wereld die te horen is verschilt van de reële omgeving. Het geluid op de koptelefoon van de geluidswandelaar is een bewuste site-specific compositie van de geluidskunstenaar, een ingreep in de normale geluidservaring van een bepaalde omgeving. De wandelaar ervaart die virtuele wereld als ongelijk aan de reële wereld, waar hij doorheen wandelt en die hij ook hoort (door de halfopen koptelefoon heen) en ziet. Hij moet die twee tegengestelde informatiebronnen zien te verbinden door zijn eigen fantasie, verbeelding en herinneringen aan te spreken. Een nieuw beleefde omgeving is het resultaat, een eigen nieuw gecreëerde persoonlijke stad.
Deze ervaring staat in schrille tegenstelling met het gewone gebruik van mobiele media in de stad. Steeds meer mensen lopen met een koptelefoon op of oordopjes in op straat, opgesloten in hun eigen geluidsbel van gedownloade mp3’s of een radiozender. Zij ervaren dit zelfgekozen geluid als hun echte omgeving. Het past hen als een warme jas en nodigt niet uit tot heroverweging van de indrukken van de omgeving.
Track: klankspoor
Track betekent letterlijk spoor. Bij Soundtrackcity heeft het een tweevoudige betekenis: soundtrack en het spoor dat de wandelaar door de stad trekt. In de geluidswandeling vallen beide betekenissen samen. Al lopend door de stad worden fysiek en emotioneel alle indrukken opgeslagen. Gevoel, geluid, beeld worden vastgehecht aan die bepaalde plek, aan die speciale omgeving samen met de soundtrack op de koptelefoon.
Letterlijk gebeurde dit in Gent in 1982 met de tot een icoon geworden geluidsperformance Klankspoor van Godfried-Willem Raes en Moniek Darge. Raes liep met een bandrecorder door de stad, nam het omgevingsgeluid op en liet de bespeelde tape op de grond rollen. Daar werd het door zijn metgezellen begraven of aan de weg geplakt met stickers waarop het tijdstip en de plek van de opname. Hiermee lukte het Raes om route en gehoord geluid concreet aan elkaar te koppelen.
Het wandelen is een belangrijk aspect van de geluidswandeling. De beste manier om een stad te leren kennen is te voet. Alleen zo kun je de vibraties, het ritme, de kleur en de geur van gebouwen, straten, mensen en hun activiteiten opvangen. Wandelen is in de eerste plaats een fysieke beweging. De wandelaar zet de ene voet voor de andere, in een bepaald ritme. Hij beloopt zijn eigen tijdpad. Daarbij maakt hij letterlijk contact met de grond onder zijn voeten. Straatstenen, gras, grind. Zijn voetstappen voelen en klinken steeds anders, afhankelijk van de omgeving. Al wandelend wisselt de omgeving voortdurend. De wandelaar creëert zijn eigen film. Het fysieke patroon van de afgelegde route en het auditieve patroon van de gehoorde geluiden worden vervlochten tot zijn eigen subjectieve beleving. De duale tijdsbeleving van het wandelen – voortbeweging en veranderende omgeving – wordt nog versterkt door de temporaliteit van geluid.
City: onderhandelingsproces
De betekenis van geluidswandelingen in de stedelijke openbare ruimte ligt niet alleen in het bewuster laten luisteren naar de stadsgeluiden. Van nog meer betekenis is een nieuwe, persoonlijke en intensere ervaring van de stad, waardoor we ons sterker verbonden voelen met onze omgeving.
Bij een koptelefoonwandeling worden we geconfronteerd met twee parallelle werelden: de werkelijke omgeving waar we doorheen wandelen en de wereld die wordt opgeroepen door de geluidscompositie die we horen via de koptelefoon. Er moet voortdurend omgeschakeld worden naar een andere tijd/ruimte beleving en op de een of andere manier moet de kloof tussen beide werelden overbrugd worden.
Allereerst is de vraag hoe wij de gegeven stedelijke omgeving waarnemen. Wij ervaren geen geïsoleerde objecten of gebeurtenissen, maar een situatie, een contextueel geheel dat wijzelf creëren, zo stelt Jean-Paul Thibaud in zijn essay ‘From situated perception to urban ambiences’ uit 2002. Deze totaalervaring, door Thibaud ambiance genoemd, komt tot stand in een onderhandelingsproces tussen de mens en zijn omgeving, waarbij de verschillende indrukken tot één geheel geïntegreerd worden. Openstaan voor de esthetische kant van alledaagse ervaringen is daarbij belangrijk, zowel emotioneel als fysiek met inzet van alle zintuigen.
Tijdens een geluidswandeling met koptelefoon wordt aan de bestaande ambiance een virtuele geluidslaag met andere tijd/ruimte dimensies toegevoegd. Wil deze geluidslaag prikkelen tot het actief scheppen van een nieuwe belevingswereld, dan moet er voldoende verschil zijn tussen de geluidscompositie en de werkelijke omgeving waar men doorheen wandelt. Er moet iets zijn wat niet klopt om het onderhandelingsproces aan te gaan. Als de geluidscompositie slechts illustreert wat te zien is of alleen maar aanvullende informatie geeft zoals bij een VVV-wandeling, dan is het verschil met de realiteit te gering om de verbeelding aan het werk te zetten en wordt slechts de normale stadsbeleving bevestigd. Is het verschil daarentegen te groot, dan ervaren wij de geluidscompositie als een hoorspel dat weinig of niets te maken heeft met de stad om ons heen. Wij luisteren er afstandelijk naar en hebben geen neiging om een verbinding te leggen tussen deze geluiden en de reële stadsbeleving.
Een geluidslaag die nieuwe tijd/ruimtedimensies aanboort met normaal niet hoorbare, maar mogelijk wel aanwezige geluiden prikkelt tot het leggen van verrassende nieuwe verbindingen met de werkelijkheid. Het geluidskunstwerk triggert dan een nieuwe stadsbeleving. Zoals bijvoorbeeld gebeurde bij het knarsend en piepend geluid van het handmatig opendraaien van de Nieuwe Amstelbrug. Of bij het fictieve feestgedruis op het Mahlerplein als slot van de Zuidaswandeling van Soundtrackcity, gemaakt door Justin Bennett. Deze indrukwekkende geluidscompilatie van alle groepen mensen die we tijdens de wandeling zijn tegengekomen, brengt niet alleen het plein maar zelfs de omringende stugge gebouwen tot leven.
Bij alle geluidswandelingen waarbij deze voorwaarden voor het activeren van een eigen stadsbeleving aanwezig zijn, valt hetzelfde fenomeen waar te nemen. Aan de wandelaars is letterlijk te zien dat het onderhandelingsproces tussen de twee parallelle werelden gaande is. Gaat men in het begin nog wat onwennig en gegeneerd met de koptelefoon op pad, langzamerhand verstilt de groep en valt uiteen in meditatieve individuen, in zichzelf verzonken.
On the move
Er zijn verschillende soorten geluidswandelingen. Max Neuhaus nam in 1968 studenten voor wie hij een lezing zou geven mee naar buiten, stempelde LISTEN op hun handen en ging ze zwijgend voor door de stad. Akio Suzuki deed het nog simpeler: op bepaalde plekken in de stad met een bijzondere echo tekende hij op de straat cirkels met daarin twee oren. De bedoeling was dat mensen daarin konden gaan staan en luisteren naar de stad. Een wandeling met koptelefoon is complexer. Niet alleen is er sprake van een gegeven geluidscompositie, ook moeten de mensen zich speciaal aanmelden voor de wandeling. Bij Soundtrackcity heeft men nog de mogelijkheid zelf de soundtrack op te laden op een mp3-speler en de vrijheid om op eigen gelegenheid op pad te gaan. Maar ook daar ligt de route en de tijdsduur vast.
Een koptelefoonwandeling is een elitaire haast museale vorm van geluidskunst in de publieke ruimte. De vraag is of de mensen zich nog kunnen en willen voegen naar dit strakke kader. Technologische vernieuwing biedt nieuwe mogelijkheden. Met GPS is het mogelijk dat de deelnemer zich vrijer beweegt. Er zijn nieuwe technieken waarbij de deelnemer aan een wandeling een geluidscompositie interactief kan beïnvloeden. Ook zijn er wandelingen – misschien beter installaties te noemen – waarbij de deelnemer binnen een bepaald gebied zijn eigen compositie kan genereren met behulp van speciale geluidsapparatuur.
Toch vraag ik me af of het strakke kader van de geluidswandeling met koptelefoon en vaste route geen voorwaarde is voor het oproepen van een nieuwe intensere ervaring van de stedelijke ruimte. De gedwongen passiviteit leidt als vanzelf tot het opmerken van de ongelijkheid tussen de twee parallelle werelden op de koptelefoon en om je heen en stimuleert tot het zoeken naar een verbinding daartussen. Moeten nadenken over hoe je wilt lopen of wat je voor geluid kunt oproepen werkt alleen maar verstorend bij dit proces.
Tenslotte:
De stedelijke geluidswandeling is als een metafoor voor de hedendaagse beschouwing van kunst als dynamische, zich voortdurend vernieuwende en verplaatsende worteling in de wereldwijde stedelijke cultuur, zoals Nicolas Bourriaud het beschrijft in zijn boek The Radicant. Zijn basisconcept, de radicant, is een organisme dat al voortgaand nieuwe wortels in de grond slaat. Zo is ook de kunst is ‘on the move’: het kunstwerk heeft geen vaste vorm, maar is een ‘interform’, en creëert zijn eigen context; de kunstenaars en ook het publiek zijn ‘wanderers’ geworden.