Soundtrackcity
  • English
  • Nederlands

Geluid: “Is geluid nog altijd een bijzaak?”

Lees het gehele artikel via de link:

Werkt de link niet? Lees dan hieronder verder:

Sinds begin 2021 doen Michiel Huijsman, directielid van Soundtrackcity, en Marcel Cobussen, hoogleraar Auditieve Cultuur aan de Universiteit Leiden, in opdracht van de Gemeente Rotterdam (met name de afdeling milieu) onderzoek naar geluid en geluidsbeleving bij de ontwikkeling van een aantal grote projecten in Rotterdam. Directe aanleiding en achtergrond hiervan is het Actieplan Geluid (2019-2023) waarin beschreven staat hoe de stad de nog steeds toenemende geluidsbelasting en de daar- mee samenhangende negatieve gezondheidseffecten (onder andere stress, slaapverstoring, en hart- en vaatziekten) denkt te gaan verminderen. In dit actieplan wordt voorgesteld om het beleid dat nu nog gedomineerd wordt door geluidsberekeningen en metingen uit te breiden met meer aandacht voor de daadwerkelijke beleving van geluid. De aandacht voor geluid en geluidsbeleving wordt gerechtvaardigd door onderzoeken die aangeven dat in Rotterdam 1 op de 6 mensen in meer of mindere mate last heeft van geluid. De idee is dat de aandacht voor geluidsbeleving wellicht kan bijdragen aan het zoeken naar ‘alternatieve’ oplossingen voor de ervaren geluidsoverlast, dat wil zeggen, oplossingen die niet alleen maar inzetten op geluidsreductie.

Het Hofbogenpark
Een van de projecten waarbij Huijsman en Cobussen betrokken waren, is de ontwikkeling van het zogenaamde Hofbogenpark. Dit park moet de komende jaren gestalte krijgen op het voormalig treintracé genaamd de Hofpleinlijn die tot 2010 het station Hofplein verbond met Den Haag CS. Het voorziene park heeft een (voorlopige) lengte van ongeveer 2 kilometer en loopt van het oude station Hofplein door een vijftal zeer verschillende wijken tot aan de A20 ten noorden van het stadscentrum.
Het unieke aan dit park/tracé is niet alleen dat je in de toekomst over een rijksmonument loopt dat onder andere 189 bogen telt (het langste monument van Nederland), maar dat je je zo’n 6 meter boven het maaiveld bevindt. Daardoor heb je als
wandelaar een uniek contact met de stad die zowel dichtbij als op afstand is. Je loopt dwars door de stad terwijl je er toch niet direct mee in contact staat; de stad ligt als het ware aan je voeten en terwijl je drukke verkeersaders passeert, hoef je toch geen moment op te letten of je niet overreden wordt.

Ook auditief zal het lopen door dit Hofbogenpark een bijzondere ervaring geven: het rumoer van de stad blijft duidelijk waarneembaar maar vermengt zich met een zekere rust die het lopen op 6 meter boven straatniveau geeft; omdat je ter hoogte van de boomkruinen loopt, heb je meer contact met ruisende bladeren en de vogels die zich daar bevinden. Je geluidshorizon verbreedt zich: je hoort meer verschillende geluiden en wordt minder (af) geleid door de alledaagse stadsklanken; heiwerkzaamheden, piepende trams en toeterende auto’s worden opeens minder storend omdat ze opgaan in een soundscape waarin meer ruimte is voor menselijke en natuurgeluiden.

In het schetsontwerp (SO) dat al gereed was voordat het geluidsonderzoek plaatsvond, stond dat een vergelijking met de New Yorkse Highline of de Parijse Promenade Plantée niet gepast is omdat deze twee parken – die zich eveneens boven straatniveau bevinden – veel breder zijn dan het Hofbogenpark (respectievelijk 15, 10 en 8 meter waarvan slechts 6 meter echt gebruikt kan worden). Deze opmerking was ook vanuit auditief perspectief interessant en belangrijk omdat dit direct invloed heeft op de (on)mogelijkheden die het park biedt: er is geen plaats voor activiteiten die veel ruimte vragen. Sowieso vermeldde het SO dat de belangrijkste thema’s van het Hofbogenpark rust, groen, bewegen, klimaatadaptatie en ecologie zouden moeten worden, ook om de compacte en versteende wijken van Rotterdam Noord te voorzien van meer ‘groen en blauw’. Vanzelfsprekend is het park dus allereerst bedoeld voor de mens, maar het SO geeft uitdrukkelijk aan dat water, planten en dieren hier ook zeker hun plek zouden moeten vinden.

Het geluidsrapport
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om in dit artikel een soort samenvatting te geven van het geluidsrapport (de context, de werkwijzen, de aanbevelingen) zoals dat door Huijsman en Cobussen (overigens in samenwerking met DCMR en twee geluidskunstenaars, Jeroen Strijbos en Rob van Rijswijk2) werd opgesteld. Het rapport is openbaar.

Wel kan hier nog eens benadrukt worden dat het rapport ook een aantal audiofragmenten bevat: naast een paar impressies van de huidige diversiteit aan soundscapes die te horen zijn op het tracé, hebben Huijsman en Cobussen ook geluidsopnames toegevoegd die een indruk kunnen geven hoe delen van het park nu klinken en hoe ze in de toekomst zouden kunnen gaan klinken. Met andere woorden, wat architecten in een SO doen, namelijk schetsen hoe een bepaalde plek eruit zou kunnen zien, hebben Huijsman en Cobussen in dit rapport op auditief niveau gedaan. Echter, dit artikel wil iets dieper ingaan op de problemen die de onderzoekers zijn tegengekomen bij de totstandkoming van het rapport, in de hoop dat toekomstige auditieve onderzoekers en geluidsontwerpers iets kunnen leren van eerder opgedane ervaringen, hoe particulier en zelfs subjectief die ook kunnen zijn.

1. De planning
Zoals reeds gemeld, het schetsontwerp van de betrokken architecten ging in de tijd vooraf aan het geluidsonderzoek. De hele
ontwerpfase was al bijna twee jaren onderweg voordat Huijsman en Cobussen de opdracht kregen om in een paar maanden hun onderzoek en aanbevelingen te doen. Zoals wel vaker het geval, was er in eerste instantie helemaal niet voorzien in noch een doorvoelde behoefte aan gerichte aandacht voor geluid. Het waren met name de omwonenden van het toekomstige park die na jaren van rust omdat het treintracé niet gebruikt werd, bevreesd waren voor geluidsoverlast wanneer het tracé ontwikkeld zou worden tot een intensief te gebruiken park. Probleem hier was – vanzelfsprekend – niet de inzet om er een ecologisch verantwoord park van te maken waarin het aangenaam wandelen en verpozen zou zijn; wel werd er verstoring van de (relatieve) rust verwacht door de geplande horecagelegenheden, bepaalde voorgestelde activiteiten en het aanbrengen van extra toegangen van maaiveld naar park (of vice versa) dichtbij huizen.

2. Toezeggingen
Op basis van een online enquête en de vele gesprekken die Huijsman en Cobussen met bewoners rondom en ondernemers
in de Hofbogen voerden, werd besloten over de gevreesde geluidsoverlast een aantal aanbevelingen op te nemen, variërend van het zoveel mogelijk beperken van horeca en activiteiten in het park (daarvoor is het maaiveld wellicht beter geschikt en daar bevinden zich momenteel ook al de nodige etablissementen), via het goed laten aansluiten van horeca en activiteiten op de voorziene ecologische signatuur van het park, tot het inzetten van ‘groen en blauw’ als geluidsmaskerende elementen. De reacties van de opdrachtgevers op dit voorstel waren niet direct positief te noemen; zij leken problemen te voorzien in een soepele voortzetting van hun plannen, plannen die ook al min of meer afgesproken waren met derde partijen

3. De dominantie van het visuele
Dat het visuele aspect van een ontwerp nog altijd veel voorrang geniet bleek onder andere uit de vraag van de opdrachtgevers om bepaalde aanpassingen te doen in het rapport zodat het beter zou passen in het SO waaraan al zolang gewerkt was. In meer algemene zin zou gesteld kunnen worden dat middels deze oproep het auditieve element toch voornamelijk nog als secundair wordt beschouwd: accentverschuivingen worden met belangstelling bekeken maar fundamentelere ingrepen die soms noodzakelijk zijn om een gebied auditief prettig(er) en interessant(er) te maken, stuiten vaker op weerstand. Net als een SO roept een auditief rapport een fundamentele, achterliggende vraag op: van wie is of wordt een bepaalde openbare ruimte? Wat zijn de gewenste klanken en wat betekent dat voor de (her)inrichting? Wie of wat wordt hoorbaar dominant, en wie of wat moet het met een bescheidener rol doen? Ofwel: de fysieke (her)inrichting van een openbare ruimte heeft altijd ook sociale en politiek consequenties.

4. De dominantie van het economische
De toenemende aandacht voor geluid en geluidsbeleving bij de (her)inrichting van openbare (stedelijke) ruimtes kan niet los
worden gezien van urgente vraagstukken op het gebied van klimaat, duurzaamheid en ecologie. Het aanbrengen van meer
groen (en/of blauw) in een stad – mits goed gedaan – leidt ook tot plekken waar bewoners eerder tot rust kunnen komen en
waar het (dus) stiller is. Meer groen en blauw heeft ook invloed op de flora en fauna waardoor een stad anders gaat klinken. Lange tijd stonden de geluiden van industriële bedrijvigheid, drukke winkelstraten en bouwnijverheid symbool voor werkgelegenheid, economische voorspoed en groei. De zoektocht naar een betere balans tussen reuring en rust in met name grotere steden gaat evenwel moeizaam omdat het econocentrisch denken nog steeds de overhand heeft. Het Hofbogenpark heeft de potentie om een noodzakelijk baken van rust, biodiversiteit en duurzaamheid in het centrum van Rotterdam te worden, en dat kan lukken wanneer de economische belangen hiermee meer in overeenstemming kunnen worden gebracht.

Slotbeschouwing
Het is zonder meer goed nieuws dat de Gemeente Rotterdam niet alleen open staat voor maar ook invulling geeft aan onderzoeken naar geluid en geluidsbeleving bij de herinrichting van openbare ruimtes. Enkele zeer betrokken ambtenaren maken zich daar al jaren sterk voor en dat lijkt inmiddels ook gehoor te vinden bij de politiek verantwoordelijken. Hiermee wordt ook uitdrukking gegeven aan het feit dat een (openbare) ruimte niet alleen een visueel ontwerp nodig heeft, maar ook auditief moet ‘kloppen’ om door gebruikers positief te worden gewaardeerd. Toch blijkt ook dat de uit geluidsonderzoeken voortvloeiende aanbevelingen maar spaarzaam of zeer ten dele worden meegenomen in het uiteindelijke ontwerp of de daadwerkelijke uitvoering.

Hoe is dit probleem op te lossen? Ik wil hier drie punten kort aanstippen:

1. Ten eerste lijkt bij veel beleidsmakers en ontwerpers nog voornamelijk het idee te heersen dat de aandacht voor geluid bij de (her)inrichting van openbare ruimtes automatisch inhoudt dat het stiller moet worden. Weliswaar is geluidsoverlast vaak het resultaat van blootstelling aan een (te) hoog geluidsvolume maar het verband is niet monocausaal – het gaat er in belangrijke mate om hoe geluid ervaren wordt. Bij het ontwerpen van een auditieve omgeving is het allereerst zaak om die omgeving aangenaam te laten klinken en dat hoeft niet per se gepaard te gaan met een afname van het aantal dBs: soms kan juist het toevoegen van geluid onaangename geluiden minder goed hoorbaar en daarmee minder storend maken. Het op bescheiden schaal op sommige plekken toevoegen van geluid is ook iets dat Huijsman en Cobussen hebben voorgesteld ten aanzien van het Hofbogenpark.
2. Geluidsarchitecten zouden eerder in de besluitvormingsprocessen betrokken moeten worden. Een project als het Hofbogenpark leert dat het invoegen van soms substantiële geluidsadviezen in een reeds vergevorderd (visueel) ontwerpproces stuit op allerlei problemen. Deze problemen zouden althans deels ondervangen kunnen worden wanneer architecten, stadsplanologen, beleidsmakers en geluidsarchitecten vanaf het begin samen zouden
kunnen werken. Dit zou evenwel vragen om een fundamentele omslag in het nadenken en implementeren van urban design: geluid zou hierin een evenwaardige plek moeten krijgen naast het visuele, met – vanzelfsprekend – de inachtneming van sociale, politieke, economische, recreatieve e.v.a. aspecten die verbonden zijn met het ontwerpen van een ruimte.
3. De onder punt 2 genoemde omslag zou deels bereikt kunnen worden door het opnemen van aandacht voor het auditieve in opleidingen voor architecten en stadsplanologen. Die aandacht zou dan niet beperkt moeten blijven tot juridische en technische kaders maar vanuit een breder perspectief moeten ingaan op de vragen hoe mensen zich auditief tot hun omgeving verhouden, hoe mensen hun auditieve omgeving (kunnen) beïnvloeden, en hoe de auditieve omgeving mensen stuurt in hun doen en laten. Het zijn – onder andere! – deze drie punten die ervoor zouden kunnen zorgen dat geluid niet langer een bijzaak is en blijft bij het (her)ontwerpen van openbare stedelijke ruimtes. Rotterdam en het project Hofbogenpark hebben hiertoe een prachtige aanzet gegeven; laten we hopen dat het veel navolging krijgt.

https://www.universiteitleiden.nl/binaries/content/assets/geesteswetenschappen/acpa/cobussen_geluid-1-maart-2022.pdf